Een mix van wetenschap en politiek

Een mix van wetenschap en politiek

Een mix van wetenschap en politiek

Dit is het vijfde artikel, waarin ik me vooral baseer, op het in juni 2023 verschenen boek “Climate Uncertainty and Risk”, van de vooraanstaande klimaat-wetenschapper Prof. Judith Curry. Zij behoort niet tot een pro- of contraclub, maar schreef dit boek, vertrekkende van haar omgang met wetenschappers, activisten en politici - aan beide zijden van het debat. En van daaruit distilleert ze een kader waarin pragmatische oplossingen kunnen passen, die ons welzijn in de 21e eeuw kunnen verbeteren.


Ik hou me uiteraard niet woordelijk aan de tekst, maar tracht de essentie over te brengen. Ik denk dat ‘naar de geest van het werk’ belangrijker is, dan letterlijke vertaling. Haar en mijn woorden lopen hierdoor enigszins door elkaar, maar wie uitsluitend de versie wil van Prof. Curry raad ik aan om het boek te kopen. Echt de moeite waard. De aanpak die ik hier volg kan u lezen in het eerste artikel (Bron).

De relatie tussen wetenschap (kennis) en politiek (actie), is ver van eenvoudig. Voor complexe vraagstukken doet het beleid steeds meer beroep op de wetenschap, maar die kennis heeft blinde vlekken, is voorlopig en biedt steeds minder zekerheid. De spanning die door deze tegenspraak ontstaat, wordt normaal gezien opgelost door politieke beslissingen, en niet door het verspreiden van 'waarheid' in de zin van onbetwiste kennis. Denk aan: ‘We own the science” + “End of discussion” 


Bij het nemen van een politieke beslissing moet men rekening houden met de publieke opinie:

  • fiscale prioriteiten
  • diplomatieke overwegingen 
  • politieke en economische risico's en winst


In gepolitiseerde arena’s, is wetenschap steeds meer gaan lijken op rechtszaken, waarbij het zoeken naar waarheid, ondergeschikt is geworden aan belangenbehartiging. Problemen ontstaan ​​wanneer: 

  • Wetenschappers — gedreven door externe druk, of voor hun eigen politieke doeleinden — gegevens en onderzoekspaden negeren, die hun politiek punt zouden verzwakken, of hun ideologisch perspectief zouden ondermijnen.
  • Politici zich bemoeien met de activiteiten van de wetenschap.
  • Beleidsmakers het wetenschappelijke probleem eng afbakenen en enkel projecten financieren, die het gewenste beleid ondersteunen.
  • Politici, belangenbehartigers, journalisten en zelfs wetenschappers proberen, om die wetenschappers te intimideren - of op een andere manier het zwijgen op te leggen - van wie wordt aangenomen, dat hun onderzoek in strijd is met hun beleidsvoorkeuren of politieke agenda’s.


Wanneer wetenschappers beweren zich op wetenschap te concentreren, maar in werkelijkheid een politieke agenda nastreven dan krijg je uiteraard een verdoken belangenvermenging, iets wat inherent is aan het IPCC. Dit beweert immers dat het "beleidsneutraal" is en "nooit beleidsvoorschrijvend” terwijl al hun rapporten draaien rond klimaatbeleid: het tegengaan van klimaatverandering, door middel van emissiereducties. De politieke vooringenomenheid beïnvloedt:

  • de wetenschappelijke vragen die worden gesteld
  • de interpretatie van de bevindingen
  • wat er wordt geciteerd en
  • wat voor heilig wordt verklaard. 


Vaak gebeurt dit door feitelijke verklaringen van wetenschappers waarna de media dit filteren met het oog op politiek gebruik.


Maar hoe is die politisering van de klimaatwetenschap er gekomen? De analyse die nu volgt komt van mezelf en is niet afkomstig uit het boek van Prof. Curry.


In 1988 richtten de Verenigde Naties, het IPCC op, ter ondersteuning van hun politieke agenda. Intergovernmental Panel on Climate Change Intergouvernementeel panel inzake klimaatverandering. 


Het IPCC publiceert om de 5 à 6 jaar rapporten, die gelden als referentiewerken voor beleidsmakers, wetenschappers, studenten en andere specialisten. Die hebben een grote invloed op het milieubeleid, en vormen daarmee een legitimatie voor de zeer kostbare en ingrijpende beleidsmaatregelen van vele regeringen, dat hebben we ondertussen al gezien.


Doordat het beleid vaak niet de tijd neemt of de kennis heeft om de wetenschappelijke discussies over klimaatverandering te volgen, vertrouwen ze voor een groot deel op de conclusies van het IPCC, de zogenaamde Summary for Policymakers / Samenvatting voor Beleidsmakers. U kan zich voorstellen dat wat men hierin plaatst al een gerichte selectie en interpretatie is. Wat in het volledige rapport staat aan relativering vind je hier vaak niet in terug.

John Brignell, emeritus hoogleraar van de Universiteit van Southampton, omschrijft het IPCC treffend als een puur politiek orgaan, dat zich voordoet als wetenschappelijke instelling. Het IPCC doet immers zelf geen onderzoek. 


De geselecteerde experts bestuderen de wetenschappelijke literatuur waarbij ze hun eigen gepubliceerde bevindingen moeten vergelijken met het werk van andere, niet-geselecteerde wetenschappers. Niet moeilijk te raden waar je dan bij uitkomt …


In de praktijk wordt meestal gekozen voor de eenzijdige overtuiging van de geselecteerde IPCC-wetenschappers. Alternatieven worden niet meegenomen in het rapport, zeker niet in de Samenvatting voor Beleidsmakers. 


Hierdoor zijn de opeenvolgende rapporten steeds weer een bevestiging van het oorspronkelijke uitgangspunt van het IPCC: “De menselijke uitstoot van CO2 is oorzaak van alarmerende opwarming”. De werkelijke situatie op basis van de onderliggende wetenschappelijke publicaties geeft een heel ander en veel genuanceerder beeld.


Een groot probleem bij het IPCC is ook de wijze waarop het bureau is samengesteld en de wetenschappers zijn geselecteerd. De regeringen dragen wetenschappers voor om mee te schrijven aan de klimaatrapporten van de organisatie. 


Uit die, door regeringen voorgedragen lijsten, selecteert het IPCC-Bureau vervolgens, samen met de schrijvers van het vorige IPCC-rapport, een aantal wetenschappers. In deze opzet worden vooral mensen geselecteerd die — zoals expert reviewer dr. Ferdinand Meeus het verwoordt — op de ‘juiste’ manier kijken naar het vermeende klimaatprobleem, zodat er geen tegenstrijdige meningen aan bod kunnen komen. Dit selectieproces is een typisch voorbeeld van hoe tunnelvisie en groepsdenken in stand worden gehouden. Dus ook hier krijg je een combinatie van ‘ons kent ons’ en ‘einde discussie’.


Niet alleen door de structuur van de organisatie krijg je de gewenste voorgekauwde koek. Zoals ik in het artikel over monopolisering heb aangetoond wordt elke dissonante noot uit het debat gegooid. Denk aan de uitspraken van Melissa Fleming, de ondersecretaris van de VN op het Wereld Economisch Forum in sept ’22: De wetenschap staat aan onze kant’ en ‘de wereld zou het moeten weten’, dus ‘we zijn een partnerschap aangegaan met Google om ervoor te zorgen dat alleen de officiële VN-klimaatvisie verschijnt.’


Maar er is meer. Ook door te omschrijven wáár men naar zoekt leiden alle ‘studies’ naar de gewenste uitkomst. Bij de oprichting van het IPCC in 1988 werd expliciet gevraagd om te speuren naar de menselijke oorzaken van klimaatverandering, met name de gevolgen van de uitstoot van CO2 door fossiele brandstoffen. Wat klimaatverandering betreft verengde het IPCC stelselmatig het focus hierdoor naar ‘door de mens veroorzaakt’ en ‘gevaarlijk’. Door dit te doen, schoof men de ‘natuurlijke klimaatvariabiliteit’ aan de kant en negeerde men ook de eventueel gunstige effecten van een warmer klimaat.


— — —


Ik ga terug naar Judith Curry: toen het UNFCCC werd opgericht (1992), was er helemaal geen sprake van ‘’door de mens veroorzaakte opwarming' in de waarnemingen. Het eerste IPCC rapport in 1990 stelt: "De omvang van deze [globale] opwarming komt in grote lijnen overeen met voorspellingen van klimaatmodellen, en is trouwens van dezelfde grootte-orde  als de natuurlijke klimaatvariabiliteit.”


Pas het tweede beoordelingsrapport van het IPCC in 1995 suggereert “een waarneembare menselijke invloed op het mondiale klimaat.” Blijkbaar volstond "waarneembaar" om in het Kyoto-protocol van 1997, de wettelijk bindende verplichtingen vast te leggen om hun uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2012 te verminderen. 


Toen men zich begon te realiseren, dat er een onverbiddelijke beweging groeide in de richting een klimaatverdrag, was er een stroom van scepsis vanuit de wetenschappelijke gemeenschap - wat betreft het IPCC - en die scepsis was in de eerste helft van de jaren negentig nog springlevend. Maar de machtige politieke aanhangers van het IPCC hebben in ’95 actie ondernomen om de publieke kritiek de kop in te drukken, door het te karakteriseren als ‘de politisering van de wetenschap door gevestigde belangen’. In 2007 stond klimaatverandering hoog op de internationale politieke agenda en kreeg het IPCC in 2007 de Nobelprijs voor de Vrede samen met Al Gore.


Pas in november 2009 werd het gezag van het IPCC serieus op de proef gesteld, toen e-mails van de ‘Climatic Research Unit’ van de Universiteit van East Anglia zonder toestemming werden vrijgegeven (Climategate). Uit de e-mails bleek dat een aantal IPCC-auteurs de normen van wetenschap geweld hadden aangedaan. Vanuit de ‘Freedom of Information Act’ kan je data opvragen — dit werd omzeild. Het proces van collegiale toetsing werd gemanipuleerd, onzekerheid werd gebagatelliseerd, en er was geprobeerd om onenigheid en afwijkende meningen van 'sceptici' de kop in te drukken.


De bezorgdheid, dat het IPCC zijn wetenschappelijke objectiviteit had verloren, werd gepersonifieerd door controverses rond IPCC-voorzitter Rachendra Pachauri — van opleiding trouwens industrieel ingenieur en econoom en geen klimaatwetenschapper. Pachauri ging uitgebreid in gesprek met groene lobbyisten en belangengroepen, en hij pleitte agressief voor een reeks beleidsoplossingen voor klimaatverandering. 


Dat was wel begrijpelijk als je weet dat hij o.a. in de adviesraad zat van de grootste en meest lucratieve beurs voor de handel in emissierechten ter wereld, naast zitjes in verschillende grote banken en bedrijven die hernieuwbare energie op de markt brengen. (Zie Marcel Crok — De staat van het klimaat — hoofdstuk 6)

Maar door dit kader te aanvaarden zijn we wel in een behoorlijk moeras terecht gekomen, iets wat we ook in de Covid-aanpak hebben gezien. 

  • Wetenschap is niet in staat, om politieke vragen te beantwoorden. 
  • Wetenschap is niet ontworpen om vragen te beantwoorden, over hoe de wereld zou moeten zijn, dat is het domein van de politiek.
  • Wetenschap kan verschillende handelwijzen belichten en de risico's en afwegingen kwantificeren, maar de wetenschap kan geen keuzes voor ons maken. 
  • Door de wetenschap te volgen, vermijden besluitvormers verantwoordelijkheid te nemen voor de keuzes die ze maken.


Klimaatverandering is een voorbeeld waarbij wetenschap is gebruikt als volmacht voor politiek debat. Een debat dat voor een aanzienlijk deel gaat over economische belangen. Zowel de corrupte wetenschap als de corrupte politiek spinnen hierbij garen.


Wetenschappers verwerven indirect politieke macht, door te bepalen welk bewijs acceptabel wordt geacht in politieke debatten, welke beslissingen moeten worden genomen, wat op scholen moet worden onderwezen en wat in het nieuws moet worden gebracht. Wetenschappers verwerven meer direct macht, door benoemingen in prestigieuze adviesraden, lucratieve adviesbureaus en directe communicatielijnen met belangrijke beleidsmakers.


Activistische klimaatwetenschappers gebruiken hun bevoorrechte positie om een ​​duidelijke politieke agenda te bevorderen, iets wat het debat over klimaatverandering heeft aangewakkerd en gepolariseerd. De druk om de klimaatconsensus en het groene beleid te ondersteunen komt van universiteiten en professionele verenigingen, wetenschappers zelf, die groene activisten zijn, journalisten en van federale financieringsinstanties. 


Dit politieke activisme strekt zich ook uit tot de beroepsverenigingen die tijdschriften uitgeven, en conferenties organiseren. Zij beslissen wat er wordt gepubliceerd, wie wordt gehoord op conferenties en wie professionele erkenning krijgt.


Voor onderzoeksgebieden waar de politieke inzet hoog is, zoals klimaatverandering, kan elke afwijking van de officiële consensus gevaarlijk zijn voor de carrière van een onderzoeker. Het succes van individuele onderzoekers, met name aan de grote onderzoeksuniversiteiten, wordt bepaald door de onderzoeksdollars die ze aantrekken: grote laboratoriumruimtes, hoge salarissen, institutioneel prestige en loopbaan-ontwikkeling. 


Als een voorstel voldoet aan het consensuskader, is het relatief eenvoudig om financiering te krijgen. Wetenschappers met perspectieven die niet consistent zijn met de consensus worden op zijn best gemarginaliseerd, in die zin dat ze het moeilijk vinden om financiering te krijgen, en papers gepubliceerd te krijgen door poortwachtende tijdschriftredacteuren. In het slechtste geval worden ze verbannen door labels van "ontkenner" of “ketter”.


Het probleem wordt weerspiegeld in een e-mail die Judith Curry ontving van een wetenschapper die werkzaam was bij NASA: "Op een bijeenkomst van NASA-gelieerde wetenschappers kreeg ik van onze topmanager te horen dat zijn NASA-baas hem had verteld dat we niet moesten proberen documenten te publiceren die in strijd zijn met de huidige beweringen over de opwarming van de aarde, …”


Maar de andere kant van het sociale contract is minstens zo problematisch. 


Politici hebben klimaatwetenschap gebruikt om een ​​politieke agenda te ondersteunen. Het is maar de vraag of het sociale contract tussen klimaatwetenschap, de instellingen die klimaatwetenschap ondersteunen en beleidsmakers wel werkt op een manier die gezond is voor de wetenschap of het beleidsproces. Aan wetenschappers vragen om eenvoudige beleidsklare antwoorden te geven, 

op complexe zaken, resulteert in een onmogelijke situatie voor wetenschappers, en misleidende uitkomsten voor beleidsmakers.

0 Reacties
Voeg reactie toe
Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht