Hey, jij daar!

Ik ben niet van plan een ode aan de neerslachtigheid te schrijven, maar wel om

even vrolijk te bluffen als Cantecleer wanneer hij ’s ochtends op stok staat,

al was het maar om mijn buren wakker te maken.

(Henry David Thoreau – Walden)

Degenen die mijn elucubraties gelezen hebben, zullen inmiddels wel weten dat ik de coronagolven doorzwommen heb zonder ook maar één seconde een mondpamper gedragen te hebben. Niet in een winkel. Niet in een post-kantoor. Niet in een gemeentehuis. Zelfs niet in een ziekenhuis of politiekantoor. En al zeker niet op de fiets of (alleen) zittend in de auto. Gewoonweg nergens. Niet alleen omdat ik al snel wist dat de stortvloed aan opgelegde overheidsmaatregelen die op ons neerdaalde niets te maken had of heeft met het beschermen van de bevolking (tegen een zogenaamd virus – dat overigens nooit is aangetoond) maar ook omdat ik in onvoorwaardelijke trouw-heid aan mezelf het vertik mee te werken aan de bouw van een fascistische maatschappij voor mijn nakomelingen.


Bovendien zal je, wanneer je je verantwoordelijkheid niet opneemt om ‘je eigen kruis te dragen’ – zoals Jezus van ons vroeg – maar daarentegen ervoor kiest om je leven te ‘leven’ in gehoorzaamheid aan hetgeen ‘ze’ je opleggen, de bronloze bron, de Christus, in jezelf nooit kunnen (her)ontdekken. Nu niet en na dit leven niet. Wie zichzelf kent, zal gekend worden. Niet de massamens maar de eenling/het individu (in = niet / dividere = verdelen; dus een heel/holy mens) zal dus ‘als godsvonk het mystieke bruidsvertrek mogen binnengaan’, om de poëtische woorden van mijn goede vriend en bestsellerauteur Marcel Messing te gebruiken.


Aangezien we in de ‘eindtijd’ zitten lijkt het me aangewezen in je innerlijke akker van gnosis te ploegen op de weg naar waarheid. Dat houdt onder meer in – hard weglopen van de in wanen vertoevende massa. Ver genoeg om deze idiote Maschere della Commedia dell’Arte 2.0 die je horende doof en ziende blind maakt, niet meer dagelijks te moeten ondergaan. In een van zijn vele geschriften over geluk vatte de Griekse ethicus Epicurus dit al samen in een stelregel van twee woorden: lathe biosas, oftewel leef in het verborgene. Maak je geen zorgen dat je alleen zou komen te staan als je die ongestoorde eenzaamheid en stilte opzoekt, want net dan zul je je verbondenheid met het AL kunnen herstellen. Het was immers Jezus zelf die ons geruststelde met zijn wijze woorden: ‘Wie nergens bij hoort, hoort overal bij’ (Thomasevangelie, logion 86).

Het meest bizarre is dat zelfs de doorsnee massamens – die liever samen eenzaam is 
omdat hij bang is om de jungiaanse doortocht van zijn schaduw te maken – wel degelijk weet dat de overheid in alles en nog wat liegt, bedriegt en oplicht, maar tegelijkertijd het absurde coronaverhaal (en de nooit eerder geziene zwendel van de zogenaamde door-de-mens-veroorzaakte klimaatverandering) wel blindelings gelooft. Het is nu zelfs al zo erg dat er deugpronkers rondlopen die zodanig zwaar gebrainwasht zijn dat ze zich zelf vastlijmen op straat ‘om het klimaat te redden’. Of ze daar liggen met een (voor de zekerheid vastgeplakt) mondkapje op hun deugsnuit kan ik niet zeggen. De zware criminelen George Soros & Bill Gates die dit krankzinnige woke-gedoe financieren met miljarden bijgedrukte dollars, zullen zich wel bezeiken van het lachen. 


Zelfs als je al in het zwaar opgedrongen virusverhaal meegaat, is het dragen van zo’n bacteriënoppotter compleet onzinnig, tenzij je je gezondheid wil vernietigen. Het ‘virus’ is volgens hun eigen theorie zo minuscuul dat het probleemloos door de mazen van de katoenen vezels van je snuitenbedekker glipt als een waterdruppel door een vergiet. Het enige kapje dat wetenschappelijk bewezen werkt is het kontkapje tegen anale penetratie. Toch eisen ‘de autoriteiten’ dat we onze snuit met een vod bedekken elke keer als ‘ze’ ‘VIRUS!’ afroepen (denk maar aan de krankzinnige pandemiewet die gestemd is). Stinkt dit niet een beetje veel naar gedragsbeïnvloeding? Lijkt dit niet op het je laten ontfutselen van je zelfrespect? Een bevolking samengesteld uit individuen zonder zelfrespect is namelijk heel gemakkelijk te onderwerpen.


De ‘noodleugen’


Aangezien ik in het begin van de coronacrisis tijdens confrontaties met overijverige gemondkapte staatsadepten al snel doorhad dat het schermen met informatie afkomstig uit onafhankelijke wetenschappelijke studies geen zoden aan de dijk zette, besloot ik al snel een ander pad te bewandelen op momenten dat ik gehaast was en waar ik voelde dat een simpele maar krachtige waarheids‘NEE!’ me in eindeloze discussies zou brengen. Ondanks dat waarheid spreken een bijzonder hoog goed is kan dit zelfs in onze zogenaamde vrije democratie (nog altijd) niet gehanteerd worden in alle omstandigheden, soms omwille van onszelf, soms omwille van horende doven. Vandaar dat men wel eens zegt dat de waarheid over het algemeen wel gezien wordt maar zelden gehoord. (Voor alle duidelijkheid: de meeste coronagolven doorzwom ik met een krachtige en duidelijke ‘NEE, ik doe aan die maskeronzin niet mee!’. Dit blijft de beste optie om je leven op die simpele grondslag in te richten).


Sinds de gecoördineerde crisis wordt de waarheidszoeker immers geconfronteerd met steeds meer kameleons van staatsapplaus die blindelings het voorgeschreven narratief opzeggen als een gekooide papegaai in een poging hun geloofwaardigheid te verdedigen met elk kleurtje dat ze tegenkomen. Dat zijn van die deugmensen die niet willen dat je tegen hen liegt maar ontploffen als je hen de waarheid zegt. Met het huidige kolossale

bedrog dat uit de staatspan swingt hebben deze kritiekloze volgelingen echter geen enkel probleem. Het inmiddels aan alle spinseldraden van het levensweb vastgeklitte staatscredo vol verlakkerij, wordt door deze dogmatici van de eenheidsmening elke dag gedachteloos opgezegd zoals een tachtigjarige begijn haar rozenkrans afratelt. Als we destijds het wijze advies van filosoof Henry David Thoreau hadden opgevolgd om een Realometer aan te schaffen, hadden al die ziende blinden vandaag kunnen vaststellen hoe dik de laag slib van bedrog, schijn en manipulatie is die zich doorheen de tijd gevormd heeft. Het zou de ‘complotdenker’ van vandaag een hoop energie bespaard hebben in zijn nobele pogingen om zijn slapende medemens wakker te schudden.


Deze slapende overheidsvazallen beseffen niet dat ze in werkelijkheid de wereldziel pijnigen met hun geïnfecteerd gezwets over het belang van het naleven van de – overigens steeds stompzinniger wordende – (corona)maatregelen. (Waarom deze regeltjes steeds wijzigen en opgelegd worden door zichtbare idioten, legde ik al uit in mijn boek ALLICHT?! Kortgezegd gaat het erom dat je je geest laat ‘infecteren’ door het virus van het georkestreerde gedachtegoed en zo je zelfrespect zelf inlevert. Lucifer zet subtiele, doortrapte ‘agenten Smith’ in om het ooit zo nobele mensenras via allerlei gehaaide trucjes te programmeren zodat men uiteindelijk slavendrijver van zichzelf wordt. ‘Zij’ laten mensen dus hun eigen gouden of zilveren ketens smeden. Het komt erop neer dat deze valse lichtbrenger je toestemming nodig heeft om zijn duivelse agenda uit te rollen zoals ik in een van mijn vorige artikelen schreef.)


Maar over welk ander pad heb ik het nu? Wel, het pad van de ‘noodleugen’. Dit is een weg die zelfs nobele mensen die geen elektron slechtheid in zich dragen, af en toe kunnen bewandelen. Als de omstandigheid erom vraagt. In de ethiek wordt deze term gehanteerd en het betekent ‘liegen om erger te voorkomen’. Simpelweg uit nood. Omdat, wanneer vuilnisophalers van de rede collectief hun opwachting maken zoals tegenwoordig, de situatie niet enkel absurd maar ook levensgevaarlijk kan worden. Zeker bij een inmiddels apathische maar tegelijkertijd – in een stereotiepe maar troost- en rusteloze wanhoop verkerende – ‘oktoberfestende’ bevolking. De zeventiende-eeuwse Spaanse filosoof Baltasar Gracián, die erom bekend stond ethisch gedrag te combineren met wereldse doeltreffendheid, schreef al dat ‘buiken vol plezier gevaarlijk zijn: ze zijn er de oorzaak van, dat zelfs de meest eeuwige voortreffelijkheid geminacht wordt’.


“Handel zoals u bent, niet zoals ze u dwingen.”


In een tijdsbestek waarin idioterie de wereld is gaan regeren, kun je als waarachtige ziel soms ‘gedwongen’ worden de ‘noodleugen’ terug van stal te halen wanneer je omringd bent door hordes geprogrammeerde discipelen van onwetendheid. In het huidige geval is het bovendien ‘slechts’ een leugen bovenhalen om zand in de vele radertjes van de geoliede staatsleugenmachine te strooien. Je zou kunnen zeggen ‘een zandkoekje van eigen deeg’.


Dit idee van de ‘noodleugen’ kwam bij me op na het lezen van enkele boeken van onder meer psycholoog en spiritueel leraar Wayne Dyer, waarin hij liet zien hoe joden tijdens de Tweede Wereldoorlog gedwongen werden te liegen om te kunnen overleven tijdens de Holocaust. (Dit gold trouwens ook voor Duitse en andere zielen die hen stiekem in bescherming namen). Mijn besef werd nog sterker na het doorploegen van de inmiddels tijdloze ‘Aardse Wijsheden’ van één van Spanje’s grootste schrijvers, de zojuist aangehaalde filosoof Gracián. Beiden (en andere filosofen en auteurs) zijn van mening dat het in het leven – dat Gracián terecht zag als een continue strijd tussen schijn en werkelijkheid – absoluut gerechtvaardigd is een dergelijke leugen aan te wenden, zeker in deze huidige tijden waarin ‘technocratische poelen van verderf’ aansturen op oorlog. (En we zitten nu midden in de geplande Derde Wereldoorlog die ten opzichte van de vorige twee onzichtbaar is).


Het aanwenden van de ‘noodleugen’ dient in de huidige setting dus als middel om je niet alleen te beschermen tegen de van bovenaf aangestuurde waanzin, maar is indirect ook een poging om te voorkomen dat de door een meedogenloze overheid opgelegde schijnwereld uitmondt in een dystopische werkelijkheid.


Kwaadaardigheid floreert namelijk in dit tijdperk van ijzer. Het hanteren van een leugen dient in deze optiek om het steeds verder oprukkende staatskwaad, dat valselijk verkleed gaat als menslievendheid, tegen te gaan. Weinig resterende wijze mannen of vrouwen kunnen door de verdedigers van het ‘systeem’ tot strijd gedreven worden, maar niet tot een eerloze. “Handel zoals u bent, niet zoals ze u dwingen”, om Gracián die voor zijn consequente ongehoorzaamheid

bekend stond, te citeren.


“De onschuld van de duif vermengen met de wijsheid van het serpent.”


Het onderstaande waargebeurde verhaal, waarin de uitbaatster van een krantenwinkel mij trachtte te dwingen te handelen zoals ik niet ben, is een van de vele die ik meemaakte tijdens de lang geplande coronacrisis. Via de neergeschreven conversatie wil ik je laten zien hoe je – om opnieuw Gracián aan te halen – ‘de onschuld van de duif kunt vermengen met de wijsheid van het serpent’. Ik heb geen idee of Gracián ooit weet heeft gehad van rondslingerende exemplaren van het Thomasevangelie, want ook in dit oud spiritueel geschrift voor Eerste Hulp Bij Reflectie – om de sierlijke beschrijving van Annemiek Schrijver te gebruiken – vinden we hieromtrent eenzelfde opmerkelijke uitspraak terug. In logion 39 zei Jezus namelijk dat wij, ten opzichte van de dogmatische 

schriftgeleerden en de in zichzelf verdwaalde farizeeën ‘behoedzaam moeten worden als de slangen en zuiver als de duiven’. Het betreft een gouden mix als potentiële remedie tegen de nooit eerder geziene dwaasheid in dit ondermaanse gesimuleerde gekkenhuis. Als je gewapend met kennis en doorleefde wijsheid optreedt, dan vrezen deze jagers op hersenschimmen je zelfverzekerde woorden meer dan de niet-moeders-mooiste het ongeslepen potlood van een aan parkinson lijdende amateur-portrettekenaar. 


Het was voornamelijk menselijke dwaasheid waar deze Spaanse moralist van Een klein orakel, dat eveneens geschreven werd in een periode van sociale beroering en politiek verval, zich enorm aan stoorde. Dit geschrift draagt ons op om op een niet naïeve wijze voor de waarheid op te komen, maar haar op bekwame wijze toe te passen met een vleugje listigheid, net zoals het Thomasevangelie ons aantoont met een rebelse Jezus die op subtiele wijze de spot dreef met de absurde heilsverwachtingen van de Joodse profeten over ‘de nieuwe aarde’ en ‘het beloofde land’ dat op ons wacht (terwijl ‘het koninkrijk’ reeds ín ons hart ligt op het ontmoetingspunt van twee illusies, verleden en toekomst: het eeuwige NU). In dwaasheid gedrenkte sociale bandieten dwingen je soms ertoe ‘stout’ te zijn. Waarom denk je dat de literair criticus George Orwell in Reflections on Gandhi (1949) schreef dat ‘er zeker zaken zijn die een heilige moet vermijden, maar heiligheid is ook iets dat mensen moeten vermijden’. Immers, iemand die in zijn leven nooit een ‘noodleugen’ aangewend heeft, gelooft anderen vaak veel te snel, en degene die nooit eens een keertje bedrogen heeft, vertrouwt anderen blindelings. Vanuit het grotere plaatje bezien kan dus, volgens Gracián, een mens soms zondigen door niet te zondigen.


Wees niet zo goed, dat je anderen de kans geeft om slecht te zijn.


De ironie van de zaak is dat wanneer meer en meer individuen zichzelf op een creatieve wijze gaan beschermen tegen de geboetseerde collectieve waanzin, ze het restant van de samenleving kunnen behoeden voor een totale collaps. Immers, een daad van overheidsbedrog vraagt om vele andere en dra zal deze hele afgrijselijke constructie, gebouwd op hoekstenen van lucht, in elkaar donderen. Een ineenstorting die niet meer te vermijden zal zijn, maar die door een onwetende bevolking onnodig verergerd wordt. Dit zal extra misère en lijden veroorzaken. Is het dan niet beter deze onnodige pijnen te mijden door een keer een ‘onethische’ ‘noodleugen’ te hanteren?


Maar vooraleer het hele gesimuleerde luchtkasteel in elkaar zakt (ons bewustzijn zit ‘opgesloten’ in de simulatie van Lucifer) zouden we wel eens in een nooit eerder meegemaakte dystopie verzeild kunnen raken als er niet meer ‘duiven’ hun rug gaan rechten, al dan niet met een ‘serpentachtige noodleugen’. Hetgeen (veel te) ‘brave’ zielen, vaak vanop een yogamat, maar niet willen begrijpen is dat wanneer het goede te ver wordt doorgevoerd, het slecht wordt. Met alles wat we nu weten over al dat geforceerde en kunstmatige ‘goed zijn’ valt het veel beter te begrijpen waarom de zonet aangehaalde negentiende-eeuwse filosoof Henry David Thoreau liever het natuurlijke kwaad leed. In zijn tijdloze klassieker uit de wereldliteratuur Walden (en de plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid) schreef hij:

Als ik zeker wist dat iemand naar mijn huis kwam met de vooropgezette

bedoeling mij goed te doen, zou ik wegrennen alsof mijn leven ervan afhing.

Deze natuurvorser wist als geen ander dat als de zoete appelsien tot het uiterste uitgeperst wordt, ze je nog enkel bitterheid biedt. Wat niet-geaarde zweverige aanhangers van steeds meer verduisterd geraakte new age bewegingen – die zogezegd enkel een transpersoonlijk ‘5D-eenheidsbewustzijn’ voor ogen hebben – niet zien in hun krampachtige en gelukzalige poging tot heelheid via het – oh ironie – amputeren van hun zelfbenoemde

verderfelijke ego, is dat door onbelemmerde ‘goedheid’ je dus wel degelijk ‘slecht’ kunt wezen. Of zoals het gezegde luidt – wees niet zo goed, dat je anderen de kans geeft om slecht te zijn.


Degenen die denken dat – vooraleer Atropos, of de Onafwendbare, definitief toeslaat – de archontische overheid geen nieuwe draconische maatregelen zal verzinnen, hetzij om een ‘nieuw virus’ of een ‘nieuwe variant’ te ‘bestrijden’ of ‘om ons te redden’ van de zogenaamde door-de-mens-veroorzaakte-klimaatopwarming, bevinden zich nog steeds in een epische massahypnose. Als misplaatst juichende staatsadepten (die waarschijnlijk ook nog eens de ‘noodleugen’ blindelings zullen veroordelen) niet snel ontwaken zullen ze door hun lethargie (het restantje van) hun bewustzijn laten ontfutselen door de antichrist. Met hun gestagneerde levenssappen zullen ze in zijn duistere koninkrijk bedolven worden onder het stof van hun achtergelaten betekenisloosheid, alvorens het hele gesimuleerde nepcircus binnenkort door Lucifer himself middels het geoogst bewustzijn van allen die niet wilden ontwaken voor de zoveelste keer opnieuw opgestart wordt... Een Great Re-Set, maar dan wel zonder mij... Zo dit was genoeg als toelichting. En nu op naar de krantenwinkel...

De blik op de wereld

kan men met een krant verduisteren.


— Stanislaw Jerzy Lec

Poolse schrijver 1909-1966

Tijdens de mondmasker‘plicht’ wandelde ik een lokale krantenwinkel binnen om een aangetekende zending voor mijn destijds pas overleden moeder af te halen. Niet bezorgde aangetekende brieven worden daar immers achtergelaten in deze niet bepaalde microkosmos van menselijke wijsheid. Was het niet de Vlaamse dichter Gerd de Ley die in Helemaal voor jou (1970) over de lezer van dagbladen schreef dat ‘de grens van zijn denken de witte rand van zijn krant is’? Het jammere voor degenen die nog steeds niet doorhebben dat dergelijke kranten een hindernis zijn die hun eigen verheffing in de weg staat, is dat ze nog steeds tegen een onbeduidende kost aan te schaffen zijn. Je kunt immers beter bedrogen worden door de prijs, dan door de koopwaar.


Tijdens mijn binnenkomst zag ik een viertal gemaskerde medemensen snuisteren tussen de rekken in dit soort ‘literatuur’ – waarvan de excentrieke George Bernard Shaw schreef dat ‘het een stuk papier is dat geen onderscheid weet te maken tussen een fietsongeval en de ineenstorting van de samenleving’. Fervente dagbladlezers bedekken het altaar van hun ziel met tot op de cellulosevezels leugenachtige kranten in een naïeve poging alles over de wereld te weten te komen. Wat ze niet beseffen is dat ze, door het geloven van al dat gedrukte bedrog, zichzelf hiermee verliezen. In het Evangelie van Thomas vinden we deze wijsheid voor een stuk terug in logion 67 waar Jezus zei dat ‘hij die alles kent, maar gebrek heeft aan zelfkennis [gnosis], heeft overal gebrek aan’.


Aan het loket zag ik een klant afrekenen. De ‘dame’ achter de kassa schatte ik rond de vijfenveertig jaar (moeilijk te zeggen door die walgelijke mondvodden). Ze stond er ondanks de mondpamper erg ‘stijlvol’ bij gekleed. Sinds ik de elegant vervaardigde spreuken uit Aardse Wijsheid gelezen heb, tracht ik schrijnende innerlijke leegte te herkennen zelfs wanneer die in gelanceerd brokaat gekleed gaat. “Het zijn puisten op het gezicht van de volmaaktheid”, schreef Gracián. Deze schreeuwende leegte vinden we ook terug in logion 78 van het Evangelie van Thomas waarin Jezus zei, hoewel je deze uitspraak ook symbolisch moet zien, dat ‘zij die fijne gewaden dragen, hebben geen weet van de waarheid’. “Ze zijn niet beter dan houten paarden om schone kleren aan te hangen”, zou filosoof Thoreau vanuit zijn zelfgebouwde hut naar alle waarschijnlijkheid gezegd hebben over degenen die geen aandacht hebben voor wat werkelijk achtenswaardig is, maar wel voor uiterlijk vertoon wat algemene achting oogst.


Op ruime afstand van de kassa wachtte ik in mijn ‘eeuwig versleten’ joggingpak geduldig mijn beurt af met een voorzichtig soort stoutmoedigheid. Het was alsof ik mijn teergeliefde moeder vanuit een andere dimensie weer bezorgd hoorde roepen: “Erwin, je staat er weer als een schipbreukeling bij! Je bent precies je pa. Daar kon je ook niet mee naar buiten komen.” Schuilend achter haar pvc-corona kuchscherm van een aangepraat

coronanarratief had de modieuze verkoopster me plots als een goed geprogrammeerde maskerdetectierobot in het vizier. Het feit dat ik er ‘als een schipbreukeling’ op een nonchalante wijze ongemaskerd op een vloertegel ronddraaide met mijn handen gevouwen op mijn onderrug, zinde haar allesbehalve. Het was me direct duidelijk dat dit ‘houten paard’ ‘geen weet van de waarheid’ had en ik voor de zoveelste keer te maken kreeg met een compleet onwetende over zichzelf door identificatie met het collectief sociaal masker. Het geloof in het opgelegde staatscredo vervreemdt ook deze zelfbenoemde opzichter niet alleen van zichzelf maar creëert ook vervreemding van andere zielen. Deze van alles vervreemden zien door hun blind makende veroordelende blik vanzelfsprekend geen naaste meer, enkel ‘gemaskerden’ en ‘ongemaskerden’.


Laat tegenwoordig als ‘ongemaskerde’ merken dat je niet bereid bent gedachteloos mee te dansen op de valse akkoorden van het door Gates & Schwab gecomponeerde coronalied en je zult zien dat je de gramschap der staatsvazallen opwekt. Afgesneden van haar eigen mystieke kern en met een handgebaar rond haar masker als volumebooster, schreeuwde ze erg luid en bijzonder onbeleefd in een rauwe en botte onwetendheid:


“HEY, JIJ DAAR! MASKER OP!”


Ze zeggen wel eens dat ‘communicatie’ de gebreken onthult die de afstand verborgen houdt. De moralist Gracián zou een dergelijk impertinent figuur gegarandeerd een ‘monster van onbeschaamdheid’ genoemd hebben. Omdat diep onwetenden geen idee hebben wie of wat ze zijn en bijgevolg nooit zoeken naar wat (in) hen ontbreekt is er niet direct een voorgeschreven remedie tegen een dergelijke aanval van dwaasheid. Sommige mensen zijn nu eenmaal beter om het universum te verstoren dan op te smukken.


Het was snel duidelijk dat ook zij ondoordacht sprak met de luide stem van de heersende domheid. Een onzichtbare tong die de polsslag van haar ziel blootlegde. Het zijn netjes uitgedoste aardelingen waarvan de ‘graciaanse aardse wijsheden’ zeggen dat ‘ze een toegangspoort van een paleis hebben maar een binnenkant als een beschimmelde hut’. Aangezien het inzicht en het ervaren van een alomvattende eenheid in oneindige

verscheidenheid het bevattingsvermogen van deze ‘beschimmelde hutten’ te boven gaat, zijn ze van mening dat de aarde enkel een leefbare plek kan zijn als iedereen braafjes de opgelegde regeltjes volgt. Liefst zonder nadenken. Allen in het gelid als willoos werktuig voor een vermeende ‘hogere zaak’. Net als negentig jaar geleden.


Hun onnadenkende poging om het op deze manier ‘leefbaar’ te maken zal zichzelf de das om doen omdat er voor deze enggeestigheid geen plek is voor medemensen die anders denken. In het spoor van wat zij definiëren als ‘leefbaarheid’ moeten die dwarsliggers dus keihard aangepakt worden. Door hun permanente innerlijke tweedracht af te reageren op de buitenwereld, maken ‘de in zichzelf verscheurden’ van deze plek een ware hel, zowel voor de vermeende verschoppelingen als voor henzelf.

Ik ben er in mijn binnenste van overtuigd dat het meeste wat mijn

buren goed noemen slecht is, en als ik ergens spijt van heb,

is dat waarschijnlijk van mijn goede gedrag.

Van wat voor duivel was ik bezeten

dat ik me zo goed gedroeg?

(Henry David Thoreau – Walden)

In elk geval zag ik dat de klanten in de winkel verschrikt opkeken vanachter hun krant. Of dit te wijten was aan het plotse besef dat de ineenstorting van onze samenleving vermeld stond bij de rubriek ‘fietsongevallen’ of omwille van het getier van de winkelierster kan ik niet met zekerheid stellen. Aangezien ik tal van dit soort aanvaringen doorleefd heb, ging er geen seconde voorbij vooraleer ik tegengas gaf. A contrecoeur imiteerde ik het handgebaar van de korzelige verkoopster en riep gespeeld geërgerd terug met hetzelfde volume:


HEY, JIJ DAAR!
ZOU JE NIET EENS VRAGEN WAAROM IK GEEN 
MONDMASKER DRAAG?!


De vrouw kwam half achter haar plexiglas scherm vandaan alsof ze zo beter kon verstaan hetgeen ik terugsmeet. In de gnostiek, waar het voornamelijk draait om de vereniging met je Ware Zelf om zo de illusies waarin mensen zichzelf gevangen houden te leren doorzien, noemt men iemand die bedwelmd is door zijn aangeprate fundamentalistische tweedehands gedachten, een horende dove. Misschien dat ze daarom een stap opzijzette. Ze was duidelijk pisnijdig omdat ik niet gedachteloos gehoorzaamde aan haar mensonwaardige eis die bovendien ook nog eens tegen onze grondrechten ingaat. Met haar ziel op slot riep ze terug: “Als ik me daar mee moet bezighouden heb ik wat te doen!” Ze leek zichzelf te verafgoden door haar stuurse houding die synchroon was met haar nors uitgestoten klanken.

“Geestelijke monsterlijkheid is erger dan lichamelijke.”


Rustig door de open ruimtes van de tijd begaf ik me langzaam naar het middelpunt van de gelegenheid om deze maskerade-onzin via de zonet besproken ‘noodleugen’ te counteren. Op een iets minder volume dan zojuist gooide ik haar een vraag die voor de hand lag: “Zijn er dan zoveel mensen die hier zonder masker binnenwandelen?” “Nee, dat nu ook niet”, reageerde de vrouw half vanachter haar beschermingswand. Het geroep nam al af in volume.


“Awel, als u het mij gevraagd zou hebben, had ik u kunnen zeggen waarom ik geen masker draag”, repliceerde ik op een krachtige maar wel beleefde wijze. “En welke is jouw zogenaamde uitleg dan?” vroeg ze cynisch. “Ik ben wel eens benieuwd waarom jij denkt een uitzondering op de regel te zijn”, loeide de conventionele schijnweter, nog steeds zichtbaar geërgerd en waarschijnlijk verwachtend dat er – tenminste in haar enggeestige ‘denk’wereld – een onzinargument van mijn zijde zou volgen. Graciáns filosofie indachtig dat ‘een zwakke geest meer kwaad veroorzaakt dan een zwak lichaam’, vervolgde ik: “Awel mevrouw, als u me had gevraagd waarom ik geen masker draag, dan had ik u kunnen zeggen dat ik onlangs een zwaar, bijna fataal hartinfarct heb gehad!” waarop ik een wijsvinger op mijn borstbeen priemde. De baliebediende verstilde. Blijkbaar zat er toch nog een fractie menselijkheid in haar, net dat waar ik naar op zoek was. Er zijn immers genoeg spiegels voor het gezicht, maar de enige spiegel voor de geest is zelfreflectie.


Ik ging voort met mijn uitleg: “Dan had ik u ook kunnen zeggen dat mijn cardioloog me onlangs meedeelde dat mijn hartinfarct veroorzaakt werd door een combinatie van een chronisch gebrek aan zuurstof en zwaar ontstoken tandvlees, net door het zo lang dragen van een mondmasker!’ De verkoopster schrok. Het ‘geschokt’ zijn door een (onverwachte) toelichting is in de Griekse klassieke retorica een positieve waardering omdat de kracht van het plotse argument bij de ontvanger inzichten kan doen ontstaan die nog niet eerder in zijn of haar (slapende) geest waren opgedoken. Of om Gracián te citeren: “Een goede schop tegen je broek brengt je een heel eind.”


Een keurig leventje van kalme wanhoop


Door die spreekwoordelijke schop tegen een luxe damesbroek viel in de winkel een monnikachtige stilte die oorverdovend was. In een armoedige staat van zelfverloochening verstarden de eveneens verdoolde klanten als zoutpilaren achter de pagina van het dagblad dat ze opengevouwen in hun handen hielden. Als de krant voor één keer een waarheid liet zien, is dat het voor de gekunstelde mens – die zich à la mode láát ‘leven’ in plaats van zelf te leven – een serieuze kwelling is om de amper te beschrijven schijnwerkelijkheid waarin we beland zijn, op te houden.


De transcendentalist Thoreau haalde in zijn reeds aangehaalde Walden al aan waar dit verlies van je Ware Zelf, dat altijd gepaard gaat met burgerlijke gehoorzaamheid via het internaliseren van externe regeltjes, je ten lange leste brengt. Op pregnante wijze schreef hij dat ‘het ermee eindigt dat je een keurig leventje van kalme wanhoop leidt’. Deze verborgen wanhoop vinden we ook terug in het werk van de voormalige docent filosofie Bram Moerland. In het Evangelie van Thomas (2014) schreef hij dat ‘een gevoel [van onbehagen] een bericht van je ziel is over de kwaliteit van de levenssituatie waarin je je bevindt. Je kunt dat gevoel negeren en de boodschapper doodslaan”, aldus Moerland, “maar als je daarmee doorgaat zal er een wanhoop over je bestaan ontstaan. Dan kruisig je de Christus in jezelf. Het is een zelfmoord van je ziel.” Zelfs de dood kan dergelijke zielen niet bevrijden.


Te midden van al deze ‘zelf vermoorde zielen in kalme wanhoop’ vervolgde ik mijn act alsof ik pas afgestudeerd was aan studio Herman Teirlinck: “En nog iets mevrouw. Wat ik nu ga vertellen gaat u vast en zeker niet snappen en misschien ook niet leuk vinden om te horen maar toch zal ik het zeggen.” De klanten stonden er even bewegingsloos bij als Ambiorix iets verderop op de stadsmarkt. De winkelierster spitste haar oren – ondanks het strak gespannen kapje – over wat er ging volgen. “Mijn cardioloog heeft me het pijnlijke nieuws meegedeeld dat mijn hart zodanige schade heeft opgelopen dat ik niet meer lang te gaan heb. En het gekke is dat ik dit in de huidige toestanden waarin we verzeild zijn geraakt geeneens erg vind, mevrouw. Weet u waarom? Omdat ik tenminste als een vrij ademend mens zal sterven en niet als een gemaskerde slaaf van ‘het systeem’!” waarbij ik de aanhalingstekens bij het woord ‘systeem’ uitbeeldde met mijn wijs- en middelvingers. 


Met ogen als schotels en een gezicht in de kleur van haar masker daalde het volume van de dame ogenblikkelijk van een brulboei naar een op een mat zittende yogini. De klanten in de zaak stonden nog steeds bewegingsloos achter een opengevouwen krant; een duidelijk teken om hun paradoxale schaamte en hun gebrek aan lef om tegen deze overheidstirannie in te gaan, te verbergen. Ook dit gebrek aan ‘intellectuele moed’ had onze inmiddels bekende filosoof Thoreau vanuit zijn zelfgebouwde hut goed zien aankomen door te schrijven dat ‘we een ras van slappelingen zijn en verheffen ons in onze intellectuele vluchten nauwelijks hoger dan de kolommen van het dagblad.” “Mevrouw, dat zeiden ze in Duitsland nog niet zo lang geleden ook.” Inmiddels verliet de klant aan de balie in alle stilte de winkel. Ik begaf me naar de kassa en overhandigde de zonet onbeleefd roepende winkelierster het bewijs van de aangetekende zending. Aan het loket kon je een speld horen vallen. Geruisloos overhandigde de verkoopster me op haar beurt de brief die voor mijn moeder bestemd was, vanzelfsprekend niet wetende dat zij pas overleden was. Bij het aannemen van de envelop staarde ik haar streng maar rechtvaardig aan. “Mijn excuses voor daarnet”, mompelde ze amper hoorbaar en met een smartelijke blik. Gesmoord onder de last van haar gebrek aan moreel raffinement vervolgde ze in een deerniswekkende poging haar robotachtig gedrag goed te praten: “Ik kon niet weten dat je er zo slecht aan toe bent...”, waarop even een stilte viel omdat ik haar enkel in stilzwijgen aanstaarde. Toen kwam de klassieker die ik verwachtte, en die al drie jaar met stip op één staat: “Ik volg ook maar de regels die ze opleggen...”. De dame sprak toonloos over ‘ze’ alsof ze met deze orakelspreuk steun zocht bij even ontastbare autoriteiten als mythologische Noorse beschermgeesten.


Ik stak de brief in mijn zak me afvragend hoe het toch maar mogelijk is dat ook deze dame de zoveelste was die tegenwoordig meer verwantschap voelt met een ‘onpersoonlijke ze’ dan met een ‘persoonlijke me’. Op een rustige maar wel krachtige wijze, en in het vertrouwen ook deze peetmoeder van idiotie voer voor zelfreflectie mee te geven, sloot ik onze ontmoeting af met de woorden: “Mevrouw, dat zeiden ze in Duitsland nog niet zo lang geleden ook. Ik denk toch wel te mogen stellen dat we met zijn allen weten wat er ginds door het gedachteloos opvolgen van nazi-regeltjes zoal gebeurd is, nietwaar? Wilt u binnenkort ook toebehoren aan de club die zijn gezicht zal proberen te redden met ‘Ich habe es nicht gewusst’? Ik wens u ondanks alles oprecht een fijne dag.”

“Een verstandig mens verandert het boze oog van anderen in een spiegel,

die eerlijker is dan die van de genegenheid.”

(Baltasar Gracián – Aardse Wijsheid)

Auteur: Erwin Pasmans

Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht