Orwell’s 1884

Orwell’s 1884

Orwell’s 1884

Kernenergie is iets wat de mensen blijft afschrikken. De connectie met de atoombom, de ongevallen …

Maar, om Prof. Dr. Kees de Lange te parafraseren: “We zullen er uiteindelijk niet buiten kunnen, en de feiten zullen ons uiteindelijk toch dwingen, om op kernenergie over te gaan." De professor verstaat onder feiten: “De problemen die we krijgen, als we dat blijven ontkennen.” En die staan minder ver van ons af, dan u misschien denkt. 


Ik haal een paar ideeën uit zijn interview bij Alain Grootaers (Tegenwind 4): 
“De vraag is ook: hebben we wel een alternatief? Om te beginnen is het heel belangrijk dat we energiebronnen hebben die heel betrouwbaar zijn, veilig en betaalbaar. En die energie kunnen leveren op het moment dat er energie nodig is. Dat werd tot nu toe bereikt door fossiele brandstof, op een heel betrouwbare manier, op een heel betaalbare manier ook. Maar die tijden zijn voorbij, niet omdat fossiele brandstoffen niet meer werken maar omdat we, ideologisch gezien, deze brandstoffen niet meer willen en we beslist hebben om volledig over te gaan op die hernieuwbare bronnen. Die zijn onvoldoende betrouwbaar, te duur. Het werkt niet, en het is eigenlijk niet zó goed voor het milieu of het klimaat, dan ze beweren. Ze zijn absoluut ook niet hernieuwbaar."


En hij gaat verder “Je krijgt een erg dubbelzinnige situatie als de overheid adverteert dat iedereen in eCars moet gaan rijden. Maar als mensen dan hun batterij willen opladen, dan moeten ze dat maar even niet doen, omdat het net dat niet kan hebben." (Dit is inderdaad al gebeurd. Bv. in Californië, waar men het advies gaf om maar beter thuis te blijven en even niet op te laden wegens niet genoeg elektriciteit). "De burgers beginnen die onlogische situaties door te krijgen.


En er is nog een andere valkuil, namelijk energie-armoede voor de hele wereld, met alle ellende die daar het gevolg van is. Kijk naar het verleden: hongersnoden, armoede, … Dat moet je vermijden. Kernenergie is dan echt de enige oplossing … maar, denk ik dan, wel de olifant in de kamer.


Je mening geven, over wat je voorkeur wegdraagt, wat betreft energie, is een heikel punt. Het is om te beginnen al erg controversieel op zich, en alles hangt volledig af van de bron waar je de informatie haalt. Dat is ook logisch. Een speciaalzaak bio-groenten, zal je niet vlug een chateaubriand aanraden. Al heeft de slager er dan weer geen enkel probleem mee, om ook bio-groenten in zijn zaak te verkopen. Vindt u dit trouwens al niet typerend, wat betreft verdraagzaamheid?


Ik licht even een paar principes toe:

  • Een denkwijze is pragmatisch als die is gebaseerd op de feiten, inspeelt op de praktijk en is gericht op nut en bruikbaarheid. Een pragmatische aanpak is dus: doelgericht, zakelijk, effectief, praktijkgericht en uitvoerbaar.   


U snapt vast al, waar ik naar toe wil? Maar het wordt zo dadelijk nog duidelijker. 

Tegenovergestelden van pragmatisch zijn:

  • Idealistisch: handelen naar onze idealen, onze denkbeelden over hoe de wereld zou moeten zijn
  • Dogmatisch: we denken vanuit vaststaande onbetwistbare uitgangspunten.
  • Principieel: bepaalde principes hooghouden.


Prof. de Lange is duidelijk een pragmaticus. Zelf zegt hij, dat hij naar de wereld kijkt als fysicus, en natuurkundigen beroepen zich nu eenmaal op waarneembare feiten. Ze zijn niet erg gecharmeerd van allerlei ideologische gedachten die met de realiteit niet zo heel veel te maken hebben. Ze stellen vooral nuchterheid centraal en kijken vanuit die nuchterheid naar waar ze belanden als ze bepaalde beslissingen nemen. Als blijkt dat er eventueel onoplosbare problemen op komst zijn, dan beginnen ze er zelfs niet aan.


Ik kan ze daar in volgen. 

Ik heb een flinke dosis idealisme, maar als het aankomt op dingen die er toe doen — om het leven leefbaar te houden voor iedereen — kies ik toch voor nuchtere zekerheid. En ik verwacht ook van mensen, die het voor mij/ons/de hele wereld uitmaken, dat zij een visie hebben, die uitvoerbaar is en verder gaat dan één legislatuur. 


Misschien moet ik toch eerst eens uitleggen, waarom ik die rare (foutieve) titel heb gekozen.
Stel: e
rgens in London wordt een onbekend boek gevonden van Georges Orwell: 1884. Het is het verhaal van een wereld, waarin wetenschappers op weg zijn, om kleine moleculen aan elkaar te schakelen. Door synthese van kleine stukjes aan elkaar, willen ze een nieuwsoortig product ontwikkelen. Een ongekend synthetisch materiaal, zeg maar. Maar ze worden gedwarsboomd en buitenspel gezet, door een groepje Oempa Loempa’s, die het niet mee zijn met die evolutie. Ze hebben een onoverbrugbare ideologische en principiële aversie tegen polymeren, en ze stellen hun veto. Einde discussie.


En nu komt het:

Was dat inderdaad de realiteit geweest, eind 19e eeuw, dan had de Gentse chemicus Leo Baekeland, in 1908, nooit het bakeliet ontdekt, en hadden we nooit kunststoffen gekend. En daar draait momenteel heel onze huidige maatschappij op. Ga het maar na.


Akkoord, puristen zullen nu wel argumenteren, dat we dan stukken beter af waren geweest, en dat kan kloppen. We hadden op zijn minst minder plastic afval gehad. Maar we hadden ook best veel moeten missen. Niet alleen nutteloze speeltjes, maar, om maar iets te zeggen, dan liepen de elektrische leidingen nog altijd in textiel ‘manchetten’. 


De stroom van (houten en papieren!) windmolentjes kon dan al zeker niet aan land komen via ondergrondse kabels, en er was dus geen Ventilus nodig. Of dat nu beter is of niet , dat is een post hoc afweging, maar het is wel een voorbeeld van pragmatisch denken. Was men toen gaan dwarsliggen, en had men toen — wegens dat o zo heilige idealisme — de wetenschappers de mond gesnoerd, dan kende men nu geen plastics of kunststoffen, en leefden we in een totaal andere wereld. 


Evolutie kan je (best) niet (altijd) tegenhouden. Ik vind: We leven niet meer in Bokrijk. Al is ook daar allicht al wel behoorlijk wat high tech en plastics ingeslopen, om de boel draaiende te houden. Back to the future … Of beter: even terugspoelen naar het verleden. 


Als je het overzicht kwijt bent van iets, is het vaak nuttig er de historiek van na te gaan. Wat is er precies gebeurd?  Welke keuzes heeft men gemaakt of niet gemaakt? Waarom was dat? … Daar wil ik nu even op ingaan wat betreft kernenergie. Geschiedenis én achtergrond.


Wat België betreft begon het verhaal precies 110 jaar terug, toen in Katanga/Belgisch Congo uranium werd ontdekt (1913). Men wist op dat moment nauwelijks iets af van de atoomstructuur, dus van kernsplitsing was er helemaal nog geen sprake. Tot Otto Hahn vlak voor de tweede wereldoorlog ontdekte, dat bij splitsing van uraniumkernen enorm veel energie vrijkomt.


De Kortrijkse ingenieur Edgar Sengier, toenmalige directeur van Union Minière, werd benaderd door de Fransen — die toen al octrooien hadden aangevraagd voor kernenergie en kernbommen. En ook door London — dat er eveneens de militair-strategische waarde van inzag, en geïnteresseerd was. Maar Sengier ging voor een Frans-Belgische deal. 


Door de inval van de Duitsers kwam dat project echter niet van de grond, waarop hij uiteindelijk koos voor samenwerking met de VS. Hij liet in 1940 de volledige stock aan uranium en radium — zowel die uit Olen als uit Katanga — verschepen naar Staten Island/New York. En dat was het dan. 


Ik laat een paar duistere kantjes eventjes terzijde. Zo bleek o.a., na de oorlog dan wel, dat Union Minière ook uranium had geleverd aan nazi-Duitsland, én dat ook van de voorraden, die via Engeland naar de VS werden verscheept, een deel — toeval of niet — in handen was gevallen van de bezetter. 


Wat er ook van is, de Amerikanen hadden dus ‘ons’ uranium en gebruikten die nucleaire grondstof om hun eerste atoombom te maken, in het kader van het Manhattan-project. Met dit uiterst geheim regeringsprogramma wilden de VS — als eerste, en zeker vóór nazi-Duitsland — atoomwapens ontwikkelen en inzetten. Dankzij hun ‘bijdrage’ verwierf België forse financiële middelen en een hoeveelheid splijtstof, maar dat was pas in 1951. Ook kregen ze toegang tot nucleaire energie-technologie. Met het geld werd in Mol het ‘Studiecentrum voor de Toepassing van Kernenergie’ opgestart (1952) en zodoende sloeg België de nucleaire richting in.


In die tijd heerste er een enorm geloof in de technologische vooruitgang. Dat zie je ook aan het Atomium, blikvanger van Expo 58. Een ijzermolecule, 165 miljard maal vergroot, die bijna als totem’paal’ werd verheerlijkt.

Maar dat geloof hield niet stand en stilaan kwamen er smetten op de nucleaire droom. Die was trouwens al van bij het begin niet rimpelloos van start gegaan — niet in het minst door de nooit eerder geziene atoombommen op Hiroshima en Nagasaki (1945) — maar de controverse barstte pas echt los rond 1960. Er kwam forse kritiek op de nucleaire vervuiling van de atmosfeer, door atoombom-testen (1958-1962). 


De VS hadden die al in 1946 op een totaal onverantwoorde en agressieve manier gestart. Gevolg: een aantal, voorheen paradijselijke eilanden in de Stille Oceaan, zijn tot op de dag van vandaag gewoonweg onbewoonbaar. De Amerikanen dachten er zelfs over, om een waterstofbom op de maan te gooien. Dat zou het moreel van de bevolking een boost geven. Maar het project werd afgeblazen omdat het risico te groot was. 


Ook de Sovjet-Unie deed trouwens niet onder (Kazachstan, met 200.000 inwoners). Nog altijd wordt één op de twintig kinderen in deze regio geboren met afwijkingen. In totaal zijn ruim 2000 kernproeven uitgevoerd, ook door landen zoals Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, China, India, Pakistan en Noord-Korea en dat op meer dan een dozijn testlocaties.

Ondertussen (’50-’60) waren de eerste Europese kerncentrales in gebruik genomen, maar doordat alles, wat nucleair was, zich afspeelde in een waas van geheimzinnigheid, was de argwaan erg groot. Het Internationaal Atoomagentschap, opgericht in ’57, zag dan wel toe op het uit elkaar houden van militaire en civiele toepassingen, maar dat nam het wantrouwen niet weg. Onder meer door acties van Greenpeace, groeide de weerstand tegen alles wat met ‘kern’ te maken had. De voornaamste thema’s werden ethiek, veiligheid en ecologie. Ook begon men — als uitvloeisel van de Club van Rome — vraagtekens te plaatsen bij de gevolgen van de economische groei. Het werd, kortom, een mix van alle thema’s die men ook nu nog in het discours terugvindt. 


De reacties sloten naadloos aan bij een geest van groeiend maatschappelijk bewustzijn en het steeds kritischer en mondiger worden van de man in de straat, die er terecht problemen mee had dat een mensenleven niet telde. Al moeten we wel zeggen dat, wat de nieuwe technieken betrof, men zich ook niet altijd bewust was van de gevaren en men soms wel nogal nonchalant omging met veiligheidsvoorschriften. 


Ik alludeer nu uiteraard niet op ‘kernproeven’, want fatsoenlijk kon je die niet noemen. Maar (ook) bijvoorbeeld in de medische beeldvorming paste men de voorschriften van het stralingsbeheer niet altijd toe, of was men er niet van op de hoogte. Ook in die context vielen toen heel veel slachtoffers, meer trouwens dan bij de drie grote kernrampen, die nog gingen volgen, samen. 


Trouwens, laat ons niet hypocriet doen: we zien dit ook vandaag nog toestanden die niet kunnen, en in een nog veel grotere omvang. Vindt u het niet raar dat het protest daarvoor uitblijft? Mensonwaardige toestanden en moordende praktijken, in bijvoorbeeld de cobalt-mijnen in Afrika of de koolmijnen in China. In hoofde van het goede doel, is men daar blijkbaar selectief blind voor. Het doel heiligt nu eenmaal de middelen.


Ondertussen ging België en de rest van Europa door met het plannen van kerncentrales. Enkel de plannen voor ‘kerneilanden’ in de Noordzee vielen in het water. 


Nu wat dat water betreft eerst even dit:

Water is altijd een bepalende factor wat betreft de vestigingsplaats voor kerncentrales. Omdat het koelwater-debiet altijd groot genoeg moet zijn, komen in België alleen de kust, de Schelde en de Maas in aanmerking. Vandaar de keuze voor Doel (bij Antwerpen) en Tihange (bij Luik). Ook Zeebrugge lag in het begin op de tafel, maar door publieke acties ging dat niet door. Het blijft natuurlijk vreemd dat men een kerncentrale heeft mogen bouwen op amper 11km van Antwerpen-stad. Maar, dat was blijkbaar een regeling op zijn Belgisch. 


In de VS hanteert men namelijk de ‘ten miles zone’ als absolute minimumafstand. Dat betekent dat de zone binnen tien mijl rond de centrale — zijnde 16 km — snel en volledig ontruimd moet kunnen worden. België zou België niet zijn had het niet een creatieve oplossing gevonden voor die regel. Van tien mijl werd tien kilometer gemaakt, zodat het centrum van Antwerpen nog net buiten de evacuatie-zone kwam te liggen. Probleem opgelost.


Kernenergie was dus gelanceerd, en ging een mooie toekomst tegemoet. Het non-proliferatieverdrag liet toe dat landen kernenergie ontwikkelden, op voorwaarde dat ze die niet zouden aanwenden voor militaire doeleinden. 


In 1966 bestelde de Belgische regering (Vanden Boeynants-De Clercq) zeven kernreactoren bij de Amerikaanse firma Westinghouse en vanaf toen was de keuze voor kernenergie definitief. Maar toen liep het mis. Drie grote kernrampen zouden de kernplanning overhoop halen. En dat was helemaal niet in het scenario voorzien.

0 Reacties
Voeg reactie toe
Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht