Een reis van verbijstering

Een reis van verbijstering

Het einde van een jaar is natuurlijk altijd een moment om terug te blikken en een overzicht te verkrijgen van wat er in het voorbije jaar zo allemaal gebeurd is. Voor deze gelegenheid wil ik echter mijn overzichtsperiode uitbreiden, en wel om twee redenen. Ten eerste omdat Gezond Verstand nu meer dan twee jaar bestaat, maar vooral omdat de wereld inmiddels drie jaar geleden geconfronteerd werd met vijandig offensief zoals de geschiedenis nooit eerder gekend heeft. Een offensief dat, in tegenstelling tot een traditionele oorlog, geen duidelijk aanwijsbare vijand leek te kennen, waardoor het grootste deel van de wereldbevolking de aanval niet als aanval herkende. Er leek een “nieuwe Hitler” te ontbreken. Om redenen waarop ik verderop inga, was er echter ook sprake van een minderheid die vrijwel direct besefte dat het wel degelijk een kwaadaardige aanval betrof, en bij wie het daarom verontwaardiging opriep.  


Niet eerder heb ik in Gezond Verstand over mijzelf geschreven, en daarop ga ik nu een uitzondering maken. Niet omdat ik mijzelf zo belangrijk vind dat ik denk dat lezers daarin geïnteresseerd zullen zijn, maar omdat ik zelf deel uitmaakte van die minderheid en mijn eigen verontwaardiging mijn onmiskenbare drijfveer was om bij te dragen aan de groei van besef over wat er nu werkelijk aan de hand was. 


Die verontwaardiging over de gebeurtenissen heeft de laatste drie jaar van mijn leven voor een belangrijk deel bepaald. En hoewel ik al jaren eerder een dergelijk wereldwijd offensief had voorzien, moet ik bekennen dat ik vele momenten van verbijstering kende. Die verbijstering betrof niet zozeer de gebeurtenissen zelf (die had ik immers zien aankomen), maar hoofdzakelijk de (voor mij) uiterst teleurstellende mentale en morele conditie van de meeste van mijn soortgenoten; een conditie die zich de laatste drie jaar heeft onthuld en door de omstandigheden zichtbaar werd. Het gaf me de gelegenheid om erover te leren, maar hetgeen ik leerde, stemde me allesbehalve vrolijk. Wat ik ontdekte was voor mij in veel gevallen verbijsterend.

   

Het betrof de vorm van verbijstering die je overvalt als een gebeurtenis of een verschijnsel onverenigbaar is met je bestaande overtuiging. Het was precies die verbijstering die me ertoe dwong om een belangrijk aantal van mijn eigen overtuigingen te herzien. Vooral waar het mijn mensbeeld betrof. Ik merkte op dat ik geloofde dat andere mensen ongeveer zo dachten als ikzelf, en dat het uitblijven van massale verontwaardiging over deze evident kwaadaardige aanval op de mensheid, bij hen simpelweg een kwestie zou zijn van het ontbreken van informatie. Iets wat me initieel motiveerde om die informatie voor zoveel mogelijk mensen beschikbaar te maken, in de veronderstelling dat dit vanzelfsprekend zou leiden tot besef over de werkelijke aard van dit offensief, en daarmee tot effectieve weerstand ertegen. Maar al snel moest ik vaststellen dat ik me vergiste, en dat lang niet iedereen zo denkt als ik. Zelfs niet ongeveer. Dat het geen kwestie was van onvoldoende informatie, maar van een essentieel andere levensmentaliteit. Ik moest vaststellen dat mijn manier van kijken en denken niet een norm, maar een uitzondering was. Wat ik voorheen voor vanzelfsprekend had gehouden, bleek helemaal niet vanzelfsprekend te zijn. 


Al jaren eerder had ik geleerd dat de meeste mensen nogal afkerig zijn van waarschuwingen (hoe logisch onderbouwd dan ook), maar ik geloofde dat mensen de ogen wel zouden openen zodra de gebeurtenissen henzelf zouden gaan treffen. Maar niets bleek minder waar. De meerderheid bleek niet in staat of niet bereid de feiten onder ogen te zien. Sterker nog: hoe kwaadaardiger het offensief zich openbaarde, hoe minder men ervan wilde weten, en hoe agressiever de reacties waren op iedereen die ze erop wees. Mijn initiële teleurstelling en verbijstering daarover, motiveerde me om te gaan begrijpen wat er met mijn medemensen aan de hand was. 


In het begin van deze oorlog dacht ik dat mensen angstig waren om ziek te worden of dood te gaan. Dat was immers wat ze zelf beweerden. Ik probeerde die mensen in het voorjaar van 2020 via social media gerust te stellen door feitelijkheden te laten zien die er allemaal op wezen dat dit zogenaamde killervirus in vrijwel niets afweek van een normaal griepvirus waarover ze zich nooit eerder zorgen maakten, en dat dit nu dus ook overbodig was. Dat kwam me, tot mijn verbijstering, te staan op doodsbedreigingen. Zo werd ik geconfronteerd met een facebookpagina waarop mensen werden opgeroepen om naar mijn huis te trekken en mij te lynchen. Compleet met mijn portretfoto en mijn adresgegevens. Voor het eerst in mijn leven voelde ik aan den lijve wat angst met mensen kan doen. Ik beleefde wat de verlammende werking ervan kan zijn, en hoezeer het de verstandelijke vermogens kan vertroebelen. Het was een belangrijke les die een paar uur duurde voordat ik weer bij mijn gezond verstand kon komen, zodat ik in staat was te besluiten me enkele dagen terug te trekken totdat de storm zou overwaaien. Ik leerde ervan dat ik eerder nooit acute angst had ervaren, maar ook leerde ik hoe overweldigend deze emotie kan zijn. 


In de loop der tijd leerde ik dat angst weliswaar de drijvende emotie was die mensen motiveerde om bereidwillig mee te gaan in deze grootste misdaad aller tijden, maar dat die angst nooit werkelijk de angst voor ziekte of dood betrof. Het ging om een totaal andere angst. Dat bleek bijvoorbeeld toen de berichten over de ongekende wereldwijde oversterfte (die onmiskenbaar het gevolg is van de genocidale injectiecampagne), dezelfde mensen die moord en brand schreeuwden bij de eerste opgevoerde “coronadode”, volkomen onverschillig lieten. Als ik de geprikte mensen die eerst in opperste staat van corona-angst verkeerden, confronteerde met die oversterfte, was de reactie meestal zoiets als: “ach, we moeten toch ergens aan doodgaan”. De vraag drong zich dus op: waarom zijn diezelfde mensen nu ineens niet bang om te sterven? Het antwoord daarop was even eenvoudig als verbijsterend: ze waren nu niet bang omdat de media ze niet voorschreven om bang te zijn. Ik besefte dat de media niet alleen de werkelijkheid voorschreven, maar ook de emotie. Uitsluitend omdat de media, in tegenstelling tot de berichtgeving over corona, géén angst voorschreven bij de berichtgeving over de oversterfte, bleef die emotie uit. 


Een vergelijkbaar verschijnsel hebben we gezien bij de mediacampagne rondom de Oekraïneoorlog. De massale verontwaardiging over die oorlog, compleet met blauw-gele vlaggetjes overal, was niet het gevolg van de door de media gepropageerde onrechtmatigheid van die oorlog, en zelfs niet van medeleven met de slachtoffers ervan, maar simpelweg van een voorschrift. De media schreven die verontwaardiging voor. Zonder dat voorschrift, was de verontwaardiging uitgebleven. Dat hebben we bijvoorbeeld kunnen zien ten tijde van de Irakoorlog die volledig onrechtmatig was. Er bestonden geen “weapons of mass destruction”, en over die onrechtmatigheid, inclusief de onschuldige slachtoffers, konden de media openlijk verslag doen zonder het ontstaan van collectieve verontwaardiging. Het enige verschil is dat die media die verontwaardiging toen niet, en nu wel voorschreven. 


Dit deed me beseffen dat de meeste mensen zich niet alleen de werkelijkheid laten voorschrijven, maar ook hun emoties, en dat beide eenvoudig vervalsbaar zijn. Het liet zien dat het de meeste mensen volledig ontbreekt aan iedere vorm van zelfsturend vermogen, en dat ze daarvoor dus helemaal afhankelijk zijn van externe autoriteiten. Ik begreep dat het bekritiseren van die autoriteiten daarom ervaren wordt als een aanval op hun enige houvast, en dus op henzelf. Ik begreep dat hun werkelijke angst de angst was om het zonder dat externe bestuur te moeten stellen, in hun overtuiging dan geen enkele richting meer te kunnen vinden. En tevens begreep ik waarom mijn oprechte waarschuwingen op zoveel agressie stuitten. De meeste mensen verkiezen een kwaadaardige baas boven géén baas, vanuit een diepgewortelde overtuiging reddeloos verloren te zijn zonder extern gezag dat ze hun gedachten, emoties en gangen voorschrijft. Wie aan het gezag komt, komt dus aan henzelf. 


Dit verklaarde ook het scherpe onderscheid tussen mijzelf (samen met alle anderen die de kwaadaardigheid van deze oorlog vrijwel vanaf het begin inzagen) en de meerderheid van mijn soortgenoten. De verontwaardiging die wij erover voelden, kwam vanuit onszelf. Wij voelden verontwaardiging omdat deze aanval in alle opzichten strijdig was met het meest basale element van zelfsturend vermogen, namelijk het intrinsieke morele kompas dat ons in staat stelt om autonoom ethische afwegingen te maken, zonder dat dit ons wordt voorgeschreven. Terwijl de meerderheid simpelweg overneemt wat het gezag ze vertelt dat deugdzaam is, ook als dat gezag (en daarmee het voorschrift) kwaadaardig is. Het deed me beseffen wat het onschatbare belang is van ethiek (het vermogen goed van kwaad te onderscheiden), maar ook dat de huidige overwegende conditie van morele degeneratie onvermijdelijk tot de destructie leidt waarnaar we op weg zijn, als hierin geen ommekeer plaatsvindt. Maar daarover heb ik al eerder geschreven. Ook toen gedreven door verbijstering.

Auteur: Pieter Stuurman

Dit is een artikel uit Gezond Verstand 56 

1 Reactie
Dennis
Geplaatst op  12/01/2024 12:04 Geweldig stuk, zo werkt de menselijke psyche. Triest maar waar. Daarom kunnen er ook ongestraft, zoveel criminelen rondzwalken door de wereld.
Voeg reactie toe
Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht