Als een lopend vuurtje

Als een lopend vuurtje

Als een lopend vuurtje

De term apocalyps wordt in onze dagelijkse taal gebruikt, voor het einde van de wereld. Nu ja, ‘dagelijks’ is ietwat overdreven, zo dikwijls zijn wij daar ook weer niet mee bezig. Gelukkig maar.


De media doen dat wel. Voor hen is dat aanspreken van onze primaire angsten behoorlijk lucratief. Ik denk dat velen het einde van de wereld trouwens associëren met dit ‘opgaan in vuur’. Als ramp heeft een brand een totaal ander karakter dan een vloedgolf, of een aardbeving. Ook al zijn de laatsten vaak vele malen vernietigender.


Vuur is altijd al een belangrijke factor geweest in de dynamiek van het klimaat op aarde, en in de ontwikkeling van biomen. Daarmee bedoelt men grote vegetatiezones, met gelijkaardig klimaat, vegetatie en tot op zekere hoogte ook organismen. Dat die zich zijn beginnen vormen zou zo’n 400-350 miljoen jaar geleden begonnen zijn. Al zó lang beïnvloeden natuurbranden het aardoppervlak en de atmosfeer, en ook menselijke samenlevingen hebben al sinds hun eerste verschijnen, naast vuur bestaan. 


De mens heeft als enige geleerd vuur te beheersen en te maken. Dat blijkt diep in de prehistorie te zijn gebeurd, nog vóór de homo sapiens. Vuur is dus een sleutelfactor geweest in de opkomst van menselijke samenlevingen en maakte uiteindelijk, per definitie, van een huis, een thuis. Ook voor het in stand houden van de biodiversiteit en de gezondheid van ecosystemen speelt vuur trouwens een fundamentele rol.


Maar vuur heeft uiteraard een onstuimige, onbeheersbare kant. Daarbij denken we in de eerste plaats aan uitslaande branden in gebouwen en aan natuurbranden. In de natuur wordt vuur doorgaans beschouwd als ‘slecht’, of dat nu in een landschap is of in een bos. Onze focus ligt onmiddellijk op ‘blussen’ of op zijn minst ‘indammen’. De volgende twee artikels gaan specifiek over bosbranden. 

Hoe ze ontstaan, wat de invloed is van het klimaat, wat de rol is van bosbeheer, de trend in vóórkomen en welke de implicaties zijn voor mens en natuur.


— — —


Ik start met een korte historiek van bossen.

Als we kijken hoe menselijke gemeenschappen zich hebben ontwikkeld, te beginnen vanaf pakweg 2,5 miljoen jaar geleden, dan zien we dat deze kleine nomadische groepen — van zo’n 20 à 50 personen — leefden van de jacht en/of het verzamelen van eetbare dingen zoals bessen en dieren. Men denkt dat de eerste mensachtigen voor het eerst vuur leerden gebruiken tussen 1,5 en 1 miljoen jaar geleden.

De vroegste akkerbouw situeert zich ca 10.000 jaar geleden, aan het begin van het Holoceen, in de Vruchtbare Sikkel (Midden Oosten). Aanvankelijk kweekte men granen en groenten, maar al snel hield men ook vee en huisdieren. Hierdoor ontstonden dan weer permanente nederzettingen en steden en dorpen. De bossen waren destijds zo overvloedig, en de menselijke bevolking zo klein, dat er tot aan de industriële revolutie, in het begin van de 19de eeuw, geen voordeel te behalen was aan het kweken van bomen. 


Doordat op dat moment de behoefte aan brandstoffen echter exponentieel steeg, werden bossen opgestookt, zowel in de industrie, als in huishoudelijk gebruik, en noem maar op.


Op een bepaald moment waren de bossen in Europa gereduceerd tot minder dan 10% van het Europese landschap. Men zou dus al snel in de problemen komen, tenzij men iets deed. Vandaar dat men startte met het kweken van bomen om de houtvoorraad aan te vullen. Momenteel is 42% van Europa met bossen bedekt, dankzij het succes van de bosbouw. Men gebruikte daarvoor bijna uitsluitend inheemse soorten. Hoe bepalend die keuze kan zijn, voor het voorkomen van bosbranden, kan u zien in de volgende voorbeelden.


— — —


Sinds tientallen jaren plant men in een groot deel van Portugal eucalyptusbomen. Die zijn afkomstig uit Australië, zijn voor het eerst in Europa geïntroduceerd als sierplant in de 18e eeuw, zijn snelgroeiend en worden er gebruikt bij herbebossing en om erosie te voorkomen. Meer dan 900.000 hectare zijn ermee begroeid, een kwart van het totale bosgebied, en ze verdringen inheemse eiken, laurieren en kastanjes. Ze staan ook te dicht opeen, en daardoor kan de wind bij de minste brand een vuurzee veroorzaken, die zich razendsnel kan verplaatsen. Wat één blikseminslag doet met de vegetatie, die kurkdroog staat na droogte en een hittegolf met temperaturen tot boven de 40°C, hebben we de laatste jaren genoeg gezien. De bladeren en de schors van de eucalyptus zijn immers zeer brandbaar, stroken schors hangen aan de stammen en worden door de wind meegevoerd, waardoor de vlammen zich met alle gemak verspreiden. Grote delen van het midden en noorden van het land zijn bijna volledig bedekt met eucalyptus en dat draagt ​​bij aan dit soort branden.


Afgezien van het brandgevaar, zeggen natuurbeschermers dat de eucalyptus het schaarse grondwater opzuigt — een droge grond werkt brandversnellend —, concurrerende inheemse soorten uitroeit, en leefgebied voor inheemse dieren vernietigt. 


Doordat deze bosbouw, vanaf het midden van de 20e eeuw, een enorme vlucht nam om grondstoffen te leveren voor de papier- en pulpindustrie, stuitten pogingen om de groei in bedwang te houden op tegenstand van de machtige lobby van deze Portugese industrie. Vorig jaar waren pulp en papier goed voor 5% van alle export, ter waarde van ongeveer € 3 miljard. De industrie biedt werk aan ongeveer 3.000 mensen, vaak in zwaar achtergebleven regio’s. 


Het grootste deel van de eucalyptus-bossen valt onder particulier beheer van kleinschalige producenten, en die hebben onvoldoende kennis van (of zin in ?) bosbouw-beheer. Eerder dan het af te wentelen op de gevolgen van de klimaatopwarming, is hier vooral dringend nood aan maatregelen, zoals het verplicht opruimen van dood materiaal uit het kreupelhout, bredere brandgangen of veiligheidszones langs snelwegen en rond huizen. Dit moet uiteraard in combinatie met beperkingen op de aanplant van eucalyptusbomen. 


Ook moet men werk maken van het planten van barrières van inheemse soorten, die als “brandweer-bomen", beter bestand zijn tegen vuur. Eik en kastanje zijn naar verluidt zeer effectief. De monocultuur van eucalyptus is immers de ideale brandstof gebleken voor bosbranden en heeft ondertussen een moordend bos gecreëerd. Komt daar nog eens bovenop dat men midden in dat bos campings inplant, met mensen die, op vakantie zijnde, niet de meest gedisciplineerde soort zijn, en zich vaak niets aantrekken van, bijvoorbeeld, een verbod op barbecueën. 


— — —


Ik geef een ander voorbeeld. Het bosgebied van zowel Canada als de Verenigde Staten, is tegenwoordig groter dan in 1900. In de Verenigde Staten is momenteel 34% van het land met bossen bedekt. Zij hebben dan ook veel bosbranden, en ik heb gelezen, dat de meeste van de grootste, en meest verwoestende natuurbranden, in het westen van de Verenigde Staten voorkomen, in openbare gebieden, zoals nationale bossen en parken. In het zuidoosten van de VS zijn er veel minder grote bosbranden. 


Nochtans produceert men daar meer timmerhout dan waar ook in het land. Maar de meeste bosgebieden zijn daar particulier bezit en worden particulier beheerd. In tegenstelling tot openbare gebieden worden private bosgebieden daar met proactieve uitdunning en vermindering van de hoeveelheid brandbaar materiaal beheerd, om rampzalige branden te voorkomen. Tevens worden toegangswegen aangelegd waardoor brandweerlieden snel ter plekke kunnen zijn. Bovendien zijn de bomen, in een groot deel van het noordoosten — in de hardhout-bossen van de Carolina’s — voornamelijk loofbomen zoals de esdoorn en de eik. Die hebben niet veel hars in hun bladeren of bast, en branden niet zo snel, in tegenstelling met naaldbomen, die heel veel hars hebben, en branden als een kaars.


De berichten in de media over verwoestende branden over de hele wereld (o.a. in Brazilië, Australië en Californië) worden beschreven als het afschuwelijk gevolg van een opwarming van de aarde. Maar ook andere factoren dan het klimaat moeten een belangrijke, zo niet dominante rol spelen, aangezien de branden in het begin van de eenentwintigste eeuw daalden, zelfs al lieten de droogteomstandigheden in Californië geen trend zien. En hoewel het niet uitgesloten is dat het aantal bosbranden in de toekomst mogelijks zal toenemen - indien de aarde verder moest opwarmen of droogte moest toenemen - dan is het in de reeds gegeven voorbeelden toch duidelijk, dat de grootste impact vaak zal moeten komen van het beleid en de planningsbeslissingen.  


Wat bosbeheer betreft moet men zich de vragen stellen: Hoeveel brandstof mag zich ophopen? Worden branden onderdrukt of laat men ze branden? Hoeveel ontwikkeling is toegestaan in of nabij bossen? (Bron


Bijna 85% van de Amerikaanse bosbranden zou trouwens een menselijke oorzaak hebben. Voor Europa spreekt men zelfs van 96% bewuste of onbewuste brandstichting (Bron) en daar moet men dringend wat aan gaan doen. Door het debat over bosbranden slechts rond één thema te voeren, met name de “klimaatverandering”, missen we een kans om stappen te nemen die deze catastrofes op een meer directe manier zouden inperken.

Vindt u dat ook zo eigenaardig? 

Klimaatwetenschappers zijn bijzonder bedreven in het bedenken van causale verbanden, dat is algemeen gekend. Zelfs daar waar die er niet zijn … Maar ik heb eigenaardig genoeg nog geen enkele wetenschappelijke studie gevonden, die het verband onderzoekt, tussen het toenemend aantal bosbranden, en het toenemend aantal pyromanen. Misschien werk voor een of andere onderzoekscommissie. Uiteindelijk hebben we er niet het minste idee van, hoeveel Olympische estafetteploegen er — als een lopend vuurtje — rondhuppelen in de beschermde natuurgebieden. Vraagt u zich dan trouwens ook niet af, of dat wel gunstig is voor de biodiversiteit? 


Wat er ook van zij: bij hogere temperaturen kunnen bosbranden inderdaad gemakkelijker ontstaan, dat kan niemand ontkennen. Maar als het gaat om het aantal en de omvang van bosbranden, wordt al té snel de link gelegd naar de opwarming van de aarde als mogelijke oorzaak. 


Daar staat tegenover dat de droogte wereldwijd iets is afgenomen en de vergroening toeneemt. Ook het IPCC concludeert (AR5, pag. 162) dat een toename van de duur en de omvang van droogte onwaarschijnlijk is. Dus hoewel klimaatverandering de risico's op branden zou kunnen verhogen, doet het dat op een zeer bescheiden niveau.


Natuurbranden hebben doorgaans één van deze drie oorzaken: blikseminslag, vuur dat per ongeluk door mensen wordt veroorzaakt — kampvuur, hoogspanningskabels of sigaretten … — en branden die doelbewust door brandstichters worden aangestoken, of door boswachters die gecontroleerde branden als een vorm van bosbeheer gebruiken. 


Doordat we sinds enige tijd de omvang van bosbranden kunnen volgen met behulp van satellieten (NASA) kunnen we de jaarlijkse trends in de omvang van verbrande gebieden volgen. Meerdere studies tonen aan dat er wereldwijd een duidelijke afname is van het oppervlak dat jaarlijks door bosbranden wordt getroffen. (Bron)


Uit een artikel gepubliceerd in Science blijkt dat het totale verbrande oppervlak in de wereld tussen 1998 en 2015 met een kwart is verminderd. De daling is het grootst in savannes en graslanden. 

Dit kunt u zien in de afbeelding hieronder. In de blauwe gebieden was de trend in de richting van minder verbranding, terwijl er in de rode gebieden meer verbranding was.

Onderzoekers schrijven deze daling toe aan menselijke activiteiten, met name de uitbreiding en intensivering van de landbouw. Naarmate de bevolking in brand-gevoelige regio's in Afrika, Zuid-Amerika en Centraal-Azië is toegenomen, zijn meer graslanden en savannes omgezet in landbouw-grond. Als gevolg daarvan zijn de oude gewoonten van het verbranden van graslanden (om struiken en grond te ontruimen voor vee of andere redenen) afgenomen. En in plaats van vuur te gebruiken, gebruiken mensen steeds vaker machines om gewassen te ontruimen.


Ook onderstaande lijngrafiek toont de jaarlijkse schommelingen in het verbrande gebied en de algemene neerwaartse trend in de wereld op basis van satellietgegevens.

Bron: NASA Earth Observatory

De rechte dalende lijn, geeft de trend aan van het mondiale gebied,
dat jaarlijks tussen 2003 en 2015 in branden is opgegaan. 


Van alle landen zijn de bosbranden in de VS het meest volledig gedocumenteerd. In bepaalde gebieden zoals bijvoorbeeld de staat Californië zijn er de laatste jaren inderdaad hevige bosbranden geweest. Toch kan men uit de cijfers, over de jaarlijkse omvang van de bosbranden, niet concluderen dat deze toeneemt. Hieronder een grafiek over het totale oppervlak dat in het betreffende jaar getroffen wordt door bosbranden in de VS. De informatie is afkomstig van het National Interagency Fire Center. (Bron)

Als je deze historische trend bekijkt kan je moeilijk blijven verdedigen dat je bosbranden kunt toeschrijven aan het stijgende niveau van CO2. In 1930 stond in de VS vijf keer meer bos in brand dan in 2017.


Ook de volgende figuur (Bron) toont het, door natuurbranden verbrand gebied in de VS, van 1926 tot 2018, en het geschat tienjarig verbrand gebied van 1900 tot 2000, zoals gedocumenteerd door de US Forest Service. We zien hier dat er een toename is geweest van 1,2 miljoen hectares in de jaren tachtig tot 2,8 miljoen hectares in dit decennium. 


Maar dit valt in het niets, in vergelijking met de meer dan 12 miljoen hectares per jaar, die in de jaren

’30 werden verbrand. Jaarlijkse en tienjaarlijkse gegevens geven aan dat de verbrandingspercentages daarvoor waarschijnlijk zelfs nog hoger waren.

Als we kijken naar de oppervlakte van de bosbranden in vijf zuidelijke Europese landen - Portugal, Spanje, Frankrijk, Italië en Griekenland - dan blijkt er ook in Europa geen sprake te zijn van een toename van door bosbranden getroffen landoppervlak. De cijfers zijn afkomstig van het European Environment Agency. (Bron)

0 Reacties
Voeg reactie toe
Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht